In Fort Lillo wonen niet alleen soldaten van het Staatse leger (van de nieuwe Republiek der Noordelijke Nederlanden) maar ook burgers die zorgen voor ondersteunende activiteiten, gaande van de herbergier over de bakker tot de dominee en de schoolmeester.
De grootste herberg is het Hof van Holland op de markt, naast het huis van de Commandeur, die de leiding heeft over de forten Lillo en Liefkenshoek. We mogen op basis van de vele vermeldingen in de archieven aannemen deze herberg steeds op deze locatie gevestigd was gedurende de 17de en 18de eeuw. In de 18de eeuw was er een kolfbaan achter deze herberg, daarom veronderstellen we dat er in de 17de eeuw een beugelbaan was (het kolfen op een baan wordt pas sinds begin 18de eeuw beoefend).




Andere herbergen in 1640 zijn vermoedelijk het Wapen van Zeeland in de Langestraat, de Prins van Oranje in het Oud Kwartier en de Oranjeboom naast de kerk.

In 1640 vind je op de markt, recht tegenover het Hof van Holland en naast de protestantse kerk, een bakkerij. Naast gewoon (bruin) brood vind je er ook krakelingen en beschuiten. De beschuiten zijn groter dan vandaag en worden gebruikt als bord voor gerechten met saus. Men kan dan ook de beschuit opeten zodat er niets verloren gaat. De bakker blaast op zijn hoorn wanneer het brood klaar is, maar ook ’s avonds als er nog brood over is, dat wordt dan verkocht aan de halve prijs.


Bakkers en herbergiers hebben een monopolie (waarvoor ze jaarlijks betalen) dus niemand mag zomaar brood bakken of bier schenken zonder vergunning. Er is in die tijd geen gevangenis in Fort Lillo. Dus wanneer men iemand in hechtenis plaatst, gebeurt dit in een gastenkamer van een herberg, waarbij brood wordt gebracht door de officiƫle bakker.
Op het centrale marktplein vind je de protestantse kerk van het fort. We hebben dit gebouw ingericht naar analogie met andere protestantse tempels die in het midden van de 17de eeuw worden gebouwd, want er is weinig geweten van het interieur van deze kerk. In die tijd staan de meeste kerkgangers recht, vrouwen en ouderen zitten neer op eenvoudige lage banken en de notabelen hebben hun “herenbank”. In de dooptuin rondom de preekstoel vind je natuurlijk de doopvont maar ook de banken van de leden van de kerkenraad en de lezenaar van de voorzanger.


Wat we wel weten is dat de consistorie van de kerk zich achter de kerk bevindt tussen de huizen. Deze consistorie is verwarmd en dient ter ondersteuning van de predikant en de koster. De predikant woont niet naast de kerk maar een paar straten verder. Naast het onderhoud van de kerk, heeft de koster meestal nog andere taken, zoals begrafenisondernemer, voorlezer en voorzanger in de dagelijkse eredienst en klokkensteller (voor het luiden van de klok en het dagelijks opwinden en onderhouden van het torenuurwerk). Daarnaast is de koster meestal ook schoolmeester van de lokale school en secretaris van de lokale rechtbank.

Fort Lillo heeft geen kerkhof. Belangrijke mensen worden in de kerk zelf begraven, andere begravingen gebeuren op het kerkhof van het verdwenen dorp Lillo buiten de vesting, naast de schans Oud-Lillo. Noodbegravingen gebeuren in de aarde van de wallen.
Geef een reactie